Categorieën
Feuilleton Wadhuysen Verhalen

“Wadhuysen” – Aflevering 4: In de kroeg van Tjerk

geen schip verdwijnt
als het baken schijnt
geen boot zal stranden
als zijn lampen branden

In Café De Jutter in Kweldergat had kroegbaas Tjerk Wielinga de grote houtkachel goed opgestookt. Buiten scheerde een straffe noordooster winterwind laag over het Wad. Af en toe sloeg regen of hagel tegen de ruiten van de donkere kroeg.
Binnen, aan een tafeltje bij de kachel, zaten Tjerks enige twee gasten. De één een dertiger met een nette haardos, gestoken in een colbertje en voorzien van een slecht geknoopte das, de andere een vijftiger met wild grijs haar, stevige bakkebaarden en gekleed in een rode slobbertrui die net de welving van de buik kon verhullen.
‘Wolle jo noch wat drinken?’ vroeg Tjerk aan de beide mannen, Ewald Redt en Andries Kooij. De wethouders keken elkaar aan en knikten vriendelijk naar Tjerk. ‘Doe nog maar twee Friese berenburg. Omdat je zo aandringt,’ zei Kooij.
‘Komt voor elkaar, hearen.’
Redt nam een bierviltje in de hand en draaide die wat rond. ‘Ik speel met de gedachte een dienstreis te ondernemen naar Friesland,’ zei hij. ‘Misschien heb je zin om mee te gaan.’
‘Naar Friesland?’ antwoordde Kooij. ‘Tja, ik vind het prima. Blijven we overnachten?’
‘Ik heb geen idee hoe ver het reizen is. Ik weet zelfs nog niet waar we moeten zijn. Misschien weet Tjerk het.’
‘As jo praat oer de duvel, staat ie klaar om jo te bedienen.’ Tjerk zette twee berenburgjes op tafel en schoof een stoel aan. De grote blonde Fries, voorzien van een dikke bos krullen en een stoppelbaard, torende ongeveer een hoofd boven de wethouders uit. ‘Fertel my, wat wolle jo weten over mijn heitlân.’
Ewald Redt nipte aan zijn berenburg. ‘Ik heb eens gehoord over een kerkje in Friesland waar ze mummies hebben gevonden. In een grafkelder of zo.’
Kooij verslikte zich bijna in de slok berenburg die hij had genomen en trok zijn wenkbrauwen in verbazing omhoog. Mummies? Wat is Redt van plan? Het onderzoek naar het gemummificeerde lichaam dat Sarah Wildhart had gevonden onder het gemeentehuis was nog in volle gang en vooralsnog zorgvuldig uit de media gehouden. Het onderwerp ‘mummies’ kon dezer dagen van bestuurlijke zijde beter gemeden worden. Als hij nu maar niet met vuur speelt, dacht Kooij.
‘Eh, mummies Ewald?’ zei Kooij. ‘Weet je het zeker? Wil je het echt over mummies hebben?’
Redt gaf Kooij een geruststellende blik en wende zich tot de kroegbaas. ‘Heb je daar van gehoord, Tjerk? Die mummies in die Friese kerk?’ vroeg Redt.
‘Joa, dat is Wieuwerd hè? Ze troffen een paar honderd jaar geleden een tiental dead lichems die niet waren vergaan. Dat waren zo maar mummies geworden. Een grutte mystearje hoe dat kon gebeuren.’
‘Ja,’ zei Redt. ‘Je kunt ze zelfs bezoeken. Man, hordes toeristen schijnen erop af te komen.’
Tjerk knikte. ‘Joa, dat schijnt een dikke pot jild op te leveren.’
Andries Kooij knipperde met zijn ogen en keek Redt vragend aan. Ewald Redt had recreatie en toerisme in portefeuille. Hij zou toch niet willen dat Wadhuysen een soort tweede Wieuwerd werd? Kooij schudde zijn hoofd, alsof hij de bizarre gedachte kwijt wilde raken.
Tjerk begon plots te lachen en te wijzen naar Redt. ‘Ik wit waar jo naar toe wolle! Jij wil ook zoiets voor Wadhuysen!’
Redt en Kooij keken verbaasd naar Tjerk. ‘Wat bedoel je Tjerk?’ zei Kooij. ‘Wat hebben mummies nou met onze gemeente te maken?’
Tjerk wilde wat zeggen, maar hield zijn mond en keek naar de grond. Er viel een stilte. Rode blossen verschenen op zijn wangen. ‘Jongens, wat is het hier warm.’ Hij stond op. ‘Ik moet nodig wat doen in de keuken.’
Toen Tjerk goed en wel in de keuken was, vroeg Kooij zijn collega om opheldering. ‘Verdomme Ewald, wat heeft dit te betekenen? Waarom vraag je naar die mummies? En ben ik nou gek, of krijg ik nu echt de indruk dat Tjerk weet van de vondst van het lichaam in het archief?’
Redt schudde zijn hoofd. ‘Sorry Andries, ik weet echt niet wat Tjerk ervan weet. Maar ik zat wel stiekem te denken. Stel je voor dat we ook zoiets bij ons kunnen doen? Je kent de statistieken. Wadhuysen en Kweldergat trekken nul komma nul toeristen. Nou ja, behalve de bezoekers van de Waddenburcht dan. Maar daar verdienen we niks aan en die zien we eigenlijk nooit. Niemand vindt het hier verder aantrekkelijk. Nou, regeren is vooruitzien toch? Kansen grijpen als die zich voordoen? Wie weet wat ons het als gemeente kan opleveren als we de mummie van Wadhuysen in het archief ten toon stellen.’
Kooij kon Redts gedachtegang niet bevatten. ‘Man, we weten nog niets van wat er gebeurd is,’ zei hij. ‘De politie wil niks kwijt. De burgemeester wordt op de hoogte gehouden door de hoofdofficier, maar Wildhart meldt ons niets. We weten nog steeds niet wie het is. Bovendien is het iemands vader misschien. Iemands echtgenoot. Dan wil je toch niet dat busladingen Japanners op de foto gaan met je kerel, in die toestand? En ondertussen lijkt Tjerk de kroegbaas van de hoed en de rand te weten.’
Redt ging achterover zitten. ‘Ik heb geen idee, Andries. Als ik er niet over begonnen was, hadden we niet het vermoeden gekregen dat Tjerk misschien van de situatie weet.’
‘Hij heeft het niet van jou?’
‘Echt niet. Dat zweer ik op het graf van Karl Marx.’
‘Dan heeft iemand anders uit de school geklapt.’
Het viel even stil. Redt oogde vermoeid, Kooij keek fel uit zijn ogen. ‘Ik weet wat ik ga doen,’ zei Kooij. ‘Ik geef onze toezichthouder opdracht in kaart te brengen welke mensen hier in deze kroeg komen en die bovendien bij ons werken op het gemeentehuis. Als dat niets oplevert, moet het net wijder getrokken worden. Familie, vrienden, buren. De onderste steen moet boven.’
Redt wilde iets zeggen, maar juist op dat moment zwaaide de deur van de kroeg open, de noordoosten wind, een vlaag regen en een oudere man binnen latend. Hij droeg een bril met ronde glazen, een windjack en een muts. Terwijl de man de deur sloot, stapte Tjerk net uit de keuken. ‘Goeie middei, Dirk,’ zo begroette Tjerk oud-ambtenaar en amateur-historicus Jenstra. ‘Alles goed?’
‘Jawol,’ antwoordde Jenstra. ‘Zeg Tjerk, ik zag foto’s op je facebook. Ik was even nieuwsgierig naar de koelkast die jo gevonden hebt aan de kust. En ook wol ik de gejutte sieraden even zien. Ik ken een dame die ik misschien een plezier kan doen met een paar mooie oorbellen uut het Wad.’
‘Als je de dame bedoelt die ik denk dat je bedoelt, dan weet ik zeker dat ze er dol op zal zijn,’ zei Tjerk met een knipoog. Plots realiseerde Tjerk zich dat hij nog twee gasten in zijn kroeg had zitten, die zwijgend naar hen hadden zitten kijken. ‘Kom Dirk,’ zei Tjerk. ‘Kom maar gauw even in de keuken kijken naar het spul.’ Hij legde een hand op Jenstra’s schouders en duwde hem voort naar de keuken. ‘Kom, kom maar gauw, ik moet door omstannichheden zo even wat eerder sluiten.’

Wordt vervolgd

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *