Categorieën
Poëzie

Tijd

Ik zie mijn handen:
Licht gebruind, niet de jongste
Littekens – een oude snijwond,
Een schroeiwond:
Iets met een hete motor van een maaier

Ik zie ringen:
Een feest in negen en negentig
Een feest in tweeduizend drie
En nog een derde – markerende symboliek,
Oude haltes op de tijdlijn
Tezamen met de wonden:
Ooit gaaf en glad, nu putjes en krassen

Ik sta stil en zie mijn handen
En kijk terug langs het lange spoor
Ik stel die oude vraag:
Hoe ging het zo snel voorbij?
Waar is de tijd gebleven?
Decennia ging ik vooruit, in het nu
Rijdend op de tijd, van halte tot halte
Station to station
Alsmaar door

Ik sta stil en kijk terug
En ik zie waar verloren tijd is te vinden:
De zandloper staat stevig
Met onderin de basis, de vervlogen jaren

Ik kijk beter en zie ook:
De tijd glijdt voort
Genadeloos –
Steeds minder korrels te gaan

De tijd glijdt voort – voort zolang het duurt
In de hoop, met de wens
Dat ik nog lang kan bouwen
Op en aan de basis

Den Andel, september 2022

(Dit gedicht is eerder verschenen als onderdeel van de gastcolumn ‘Tijd’ op de website van Bert Koster)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *