Deze dag kende aanvankelijk een vertrouwd verloop. Wat heen-en-weer lopen met mijn ziel onder de arm, licht bedrukt, en gebukt als altijd onder de angst dat de woordenvloed opdroogt. Maar ook vandaag bleven de woorden komen, en het gelukte me ze tot zinnen te lassen. Rond kwart over vijf vond ik het genoeg, en werd het tijd het kroost van de opvang naar huis te bewegen.
Vol gedachten sloeg ik ergens rechtsaf, en schrok. Vanuit struikgewas aan de linkerkant van de weg, nog vol gebladerte, schoot pardoes een zwarte kat voor mijn fiets. Een dik, vet mormel. Ik kneep in de remmen, en raakte het beest nét niet.
Verward vervolgde ik mijn weg. Ik ben niet gelovig, en heb niets met bijgeloof. Maar toch bleef het malen: een zwarte kat op mijn pad. Ik bracht mijn vaart terug tot een trage gang, want ineens realiseerde ik me dat gevaar wel eens in een klein (dood) hoekje kon schuilen. De idee dat de kat wel eens het Beest van het Betere zou kunnen zijn, schudde ik snel uit mijn hoofd.
Had ik het dreigende noodlot kunnen keren door niet te remmen? Zou de werking van de kat – die ik niet erken – geneutraliseerd zijn als ik het beest onder mijn voorwiel had gekregen? Mij is geen bijgeloof bekend, waarbij onheil wordt afgeroepen over hem of haar die een zwarte kat overrijdt.
De hele weg naar de opvang heb ik neurveus om mij heen gekeken. Op een zeker moment meende ik mijn lot getroffen te hebben. Ik kwam mijn vrouw toevallig tegen, die ook op pad was. Niet op de fiets, maar in de auto. Ineens meende ik het te weten. Ik zou frontaal botsen op de nieuwe auto, en de jongens zouden een vader moeten missen.
Het lot was mij goed gezind. Mijn vrouw verleende mij volgens de regels van het RVV voorrang, omdat ik van rechts kwam. Een regel, die veel andere automobilisten in Zuidhorn hebben gemist. Maar daar had ik vandaag gelukkig geen last van.
Al schrijvend bedenk ik mij: wanneer is zo’n vloek uitgewerkt? Duurt die een hele dag? Of vervaagt hij vannacht om twaalf uur?
Ik denk dat ik maar driemaal op mijn hoofd ga staan, en een borrel ga drinken. Baat het niet, het schaadt mij (hopelijk) ook niet.
Zuidhorn, november 2010
(Dit bericht is eerder gepubliceerd op de oude Weblog Gritter)