Ik loop wat door het huis, en vind in ieder vertrek wel iets dat opgeruimd kan worden. Een grijze poezenknuffel, vernoemd naar één van onze echte beesten, een deel van een oude zaterdagkrant, ergens onder de bank, een leeg bierflesje op dezelfde plek. Ik verplaats de schone was naar de droger, en de droge was naar een stoel. Ik breek een nieuw bierflesje open, en rook mijn zoveelste sigaret. Het is duidelijk: ik ben weer aan een Groot Werk begonnen. Ik moet als de donder poëzie produceren voor project Zinnen Verzetten, maar dralend drentelend druk ik mijn figuurlijke snor.
Ik ben al op de Via Parnassia, en in de verte doemt de berg. Dáár moet ik op, om woorden te plukken en strofen te oogsten. Maar zoals dat gaat, bij dit soort werken, ligt het Perverse Spook van de Perfectie op de loer. Ergens in de dichte bosjes die de Via Parnassia omranden huist het Beest van het Betere, de aartsvijand van het Goede. Deze inktzwarte duivel fluistert met een zalvende stem twijfels in mijn oren. “Wacht nog maar even met het bestijgen van de berg. Een andere keer ben je scherper, opmerkzamer; die andere keer zul je verzen treffen, die je nu over het hoofd zult ziet. Je zult het jezelf nimmer vergeven als je woorden laat liggen, en knappe wendingen mist. Toe, doe eerst nog iets anders; je moet wachten op Het Moment.” Ik ken dat Smerige Spook, dat Brute Beest. Hij weerhoudt mij van het schrijven, opdat ik ga wachten op dat ene moment, dat nooit zal komen, waarop ik de mooiste poëzie schrijf die ooit op Aarde is gevonden. Met de rede lach ik het monster uit, maar mijn hart bonst in mijn keel.
De Via Parnassia is een diepe modderpoel geworden. Daar heeft het Beest wel voor gezorgd. Ik houd het verstand bijeen, en vervolg langzaam mijn gang naar de berg. Ik weet, dat het gaat lukken, ook al wankelt mijn geloof.
Zuidhorn, november 2010
(Dit bericht is eerder gepubliceerd op de oude Weblog Gritter)