Categorieën
Geen categorie

Over Zingende Zinnen & Stuwende Strofen

Een goed gedicht klinkt als een mooie melodie. Zowel bij het verstilde lezen, in de bank of in bed, als bij een voordracht van de maker op een zeepkist of de tapkast. De reden is dat dichters die goede gedichten schrijven muzikaal zijn. Ook al beweren ze van niet: ze kunnen goed zingen, mooi dansen of prima pianospelen. Als ze al geen natuurtalent zijn, is enige oefening vaak voldoende om ritme- en toongevoel los te maken. De techniek, de vaardigheid om een instrument te bespelen, hebben ze snel onder de knie. Gedichten zijn liederen, dichters zijn zangers. Andersom geldt dit ook: goede tekstschrijvers zijn ware poëten.

Bij proza ligt dit anders. Een a-muzikaal persoon kan een geweldig goed verhaal schrijven, een verhaal dat stoomt en sist als een oude trein. Een verhaal dat ontroert en boeit van begin tot eind: puntige beschrijvingen, sprekende karakters, een zinderend slot. Maar een goed verhalenschrijver hoeft geen gevoel te hebben voor luit of viool. Het kan enkel gaan om de inhoud, om de belevenis.

Of het verhaal tot de literatuur mag worden gerekend, is een andere kwestie. Want literatuur, zo is mijn overtuiging, kan enkel door muzikale schrijvers worden geschreven. Bij literatuur gaat het namelijk niet alleen om de inhoud, maar ook om de vorm. Om het ritme van de zinnen, om de klank van de woorden, om de toon van het geheel. Misschien durf ik het nog sterker te stellen: een literair stuk kan met name of zelfs enkel vorm zijn, en nauwelijks tot geen inhoud hebben. Een goed schrijver moet in staat zijn om de saaiste situatie tot een fonkelende juweel te hervormen. De taal is het gereedschap waarmee hij een kei kan verheffen tot robijn.

Het beoordelen van een verhaal op zijn literaire gehalte kent een treffende eenvoud. Elk goed verhaal dat literair proza mag heten kent geheel of ten dele een opbouw waarin de lezer op een moment dat het hém uitkomt soepel kan schakelen tussen inhoud en vorm. Een moment waarin de taal als drager van de inhoud naar believen naar voren kan treden, en de inhoud naar achteren mag verdwijnen. Schrijvers van goede literatuur zijn muzikaal. Dat maakt ze ook tot goede dichters. Literair proza is weelderige poëzie, vol met uitbundige strofen.

Literair proza klinkt als muziek. Vandaar dat goede literatuur een uitstekend slaapmiddel is. Goede literatuur is dan ook slaapverwekkend. Liggend in bed, de dekens hoog opgetrokken, twee handen zichtbaar met daartussen het boek. Na enige tijd beginnen de zinnen zachtjes te zingen, en de woorden voorzichtig te dansen. Drijvend in zijn warme bed deint de lezer zachtjes mee op de zee van verzonnen zinnen. Langzaamaan, heel voorzichtig, wiegt de schrijver de lezer met zijn mooie melodie in slaap.

Welterusten!

Zuidhorn, september 2010

(Dit bericht is eerder gepubliceerd op de oude Weblog Gritter)

Categorieën
Geen categorie

Wild spotten

Eén van de teleurstellingen die ik als jong kind heb mogen verwerken betrof het feit dat ik als achtjarige niet met mijn broers en mijn vader mee mocht om wild te spotten. Mijn moeder zei dat ze me nog te jong vond om tegen het einde van de avond met de rest van de mannen het diepe, donkere bos rond het vakantiehuisje te Hulshorst te betreden. Voor mij dus geen damherten verrassen of vosjes zien jagen.

De afwijzing is me altijd bijgebleven. Een nachtelijke boswandeling had en heeft voor mij iets magisch, vooral als schepselen worden waargenomen die zich overdag niet laten zien. Zachtjes lopen, geen lawaai maken, fluisteren als het moet. Ik weet zeker dat ik het had gekund. De kans op het spotten van een foeragerende vos was me echter ontnomen. Een zelfde gemis wilde ik mijn zoontje van acht besparen, en dus trokken hij en ik onlangs op een ontijdig uur het Lauwersoogbos in om wild te kijken. De tijden waren evenwel veranderd. In plaats van de nacht zochten we de ochtend op. Om kwart over vijf ging de wekker, en tegen half zes gingen we op pad.

Het bos was akelig leeg. Dat we geen mensen tegenkwamen was natuurlijk een zegen, zoals altijd op enig uur, maar wild hebben we niet getroffen. Hoewel, op een open stuk kwamen we een wollige kat tegen die zich na een voorzichtige benadering niet liet aaien. Ik categoriseerde het beest maar als een verwilderde kat, om de teleurstelling bij de oudste wat in te dammen. Verwilderd is immers niet tam.

Tegen zeven uur verruilden we het bos rond Lauwersoog voor het Ballastplaatbos. Daar kregen we toch nog onze beloning, zij het een schamele. Terwijl we de auto uitstapten, liet een reetje zich van haar beste kant zien. Zeldzaam is dit niet te noemen, maar toch. Enige dagen later troffen we rond elf uur ’s ochtends een ree, en ook heb ik ze wel in de middaguren schichtig zien rondlopen. Wild is werkelijk anders. Wellicht een teken dat de tijden definitief zijn veranderd.

Reetje in het Ballastplaatbos
 Ik had natuurlijk ook beter kunnen weten. Om wild te spotten hoeven we het Lauwerzand namelijk niet te verlaten, en al helemaal niet op bizarre tijden. De avond voor onze vroege wandeling troffen we namelijk een vosje op ons erf. Alsof het van hemzelf was, liep het beestje zelfverzekerd rond op de veranda, speurend naar konijnen op het gras. In vliegende vaart hebben we hem nog kunnen vastleggen.

Vosje rond de veranda
 Het was nog vroeg in de avond, rond half negen. In mijn ogen een onchristelijk tijdstip voor een vossebeest om zich te laten zien, zo in de maand augustus. Mogelijk was het beestje verward door het weer, want diepgrijze regenwolken deden het duister die avond vroeg intreden.

Mijn oudste zoontje hoeft niet zo nodig meer het bos in op een vreselijk tijdstip. De wildtocht was ronduit teleurstellend verlopen. Misschien was dat wel de werkelijke reden waarom mijn moeder mij destijds niet liet meegaan; misschien wilde ze me een nóg grotere teleurstelling besparen. Ik kan me namelijk niet herinneren dat mijn vader en mijn broers destijds wilde beesten hebben waargenomen. Geen roodbruine vossen, geen wroetende wilde zwijnen, geen bronstig burlende herten met enorme geweien. Tenzij ze dat de volgende ochtend voor me hebben verzwegen, natuurlijk, om liefdevol mijn reeds gekwelde kinderziel te ontzien.

Lauwersoog, augustus 2010

(Dit bericht is eerder gepubliceerd op de oude Weblog Gritter)

Categorieën
Geen categorie

Eikenwijs

Het Lauwerzand, ons bescheiden buiten op Lauwersoog, kent een tweetal eiken. Ze staan symbool voor het veranderende landschap rond het Lauwersmeer. De tijd van de pioniers is langzamerhand ten einde; het oprukken van de duindoorn en de vlierbes wordt al weer een tijdje gestuit door een volgende generatie groen. Laat anderen maar voorop lopen, zo lijken de eiken te denken.

Eén van de eiken op het Lauwerzand is een behoorlijk eigenwijs exemplaar. Sinds ongeveer een jaar probeer ik hem zover te krijgen dat hij de drager wordt van een vogelhuisje. Een verantwoord exemplaar van Natuurmonumenten, bijzonder geschikt voor de koolmezen die zich rondom de eik tegoed doen aan insekten. De eik weigert echter dienst te doen als basis voor het vogelhuis. Steeds als ik het huisje ophang, vind ik het een tijdje later op de grond terug. De schroef waarmee ik het vogelverblijf heb geprobeerd te bevestigen, ligt veelal niet ver van de stam.

Eerst dacht ik dat het de wind was, die het huisje deed stranden. Het kan soms aardig spoken rond het Lauwersmeer, en vooral de westenwind heeft bij ons vrij spel. Die raast zonder hindernissen over het Nieuwe Robbengat het Lauwerzand op. Ook de buurvrouw heb ik wel eens verdacht; misschien vond ze het zielig dat de eik als fundament van een vogelhokje werd gebruikt. Nu ben ik er echter van overtuigd, dat het de eik zelf is die zich ontdoet van zijn last. Steeds als ik het huisje ophang, drijft de boom langzaam maar zeker de schroef terug. Totdat alles naar beneden dondert. De eik dult geen gerommel aan zijn bast.

Het eigenwijze gedrag past goed bij deze eik. De arme boom is in zijn jonge jaren namelijk misbruikt als waslijnpaal. Toen we in 2008 het Lauwerzand betrokken, zagen we de waslijn nog in zijn huid zitten. De lijn had diepe wonden getrokken, en was vergroeid geraakt met de stam. Op het punt waarop de lijn was bevestigd en in de stam was gekropen, was de groei niet belemmerd, maar juist bevorderd. Het bewijs van de geleverde strijd is nog goed te zien. Met al zijn kracht had de eik getracht de lijn naar buiten te werken, met een excessieve groei als gevolg. Op de plek waar de waslijn had gezeten, is de stam op zijn dikst.

De stam met het hokje. Onderaan de foto zijn de wonden goed zichtbaar.

De eik duldt geen mishandeling meer, zo is mijn conclusie. De waslijn heeft hem reeds genoeg vernederd en verminkt. En hoewel ik aan de ene kant een engel was door de laatste restjes waslijn uit zijn stam te peuteren, toon ik me aan de andere kant een duivel door een vogelhuisje aan zijn bast te nagelen.

Ik ben benieuwd wie gaat winnen, want ik geef niet op. Ik ben dol op eiken, maar de mezen heb ik ook graag in de buurt. Onlangs heb ik het hokje voor de vijfde maal op de stam geschroefd. Eén ding is echter zeker: als ik dood ben, staat de eik er waarschijnlijk nog. Wuivend in de westenwind, lachend en wel.

Lauwersoog, augustus 2010

(Dit bericht is eerder gepubliceerd op de oude Weblog Gritter)

Categorieën
Geen categorie

Lauwersmeerballade

De Lauwersmeerballade, het laatste gedicht uit de Zinnen Verzetten-cyclus, is gepubliceerd in de Informatiekrant Nationaal Park Lauwersmeer. Zie de deurmat of de groene brievenbus, of anders het Wereldwijde Web: Informatiekrant Nationaal Park Lauwersmeer, nummer 2, oktober 2011!

Den Andel, oktober 2011

Categorieën
Geen categorie

Herfst op het Erf

De noordwestenwind slaat de gevel met wapperende hand. De voordeur rammelt, regenstriemen geselen het broze voegwerk. De iep zwiept zijn takken in het rond. Een zinken pijp, eens de afvoer van een kloeke oven, wiegt op het beton van de Buitenplaats.

De walnoot vuurt zijn vruchten af, zijn bladeren vallen als vlokken sneeuw.

De herfst op het erf verhevigt.

Den Andel, oktober 2011