Waar de winden kruisen, bij het Wad
ligt groen verweerd, in ‘t Hoogeland
een kleine parel, ongepoetst
die de oude naam Den Andel draagt
De vrije wind houdt het dorp
al eeuwen in zijn greep
Nat en kil uit west en oost
Zilt en zwoel uit noord en zuid
Het dorp oogt gestorven
Leeggewaaid de straten
De luiken toe, deuren dicht
Een kraai krast in een iep
Maar schijn bedriegt in het kleine dorp
want in de huizen, in de tuinen
wordt geklopt, gezaagd, gehakt
gehamerd en gehouwen
Dichters duwen woorden voort
Een schilder schuift met verf
Een houwer heft zijn moker
slaat bogen in de lucht
In Den Andel schept men beelden
uit zand, uit hout, uit inkt
Pennen krassen, penselen zwiepen
Beitels boren, vijlen schaven
Zo kent de kleine krent
een dubbel aangezicht
De voorkant ademt rust
Daarachter kraait de kunst
Dit gedicht maakt deel uit van de cyclus “Andelster gedichten”, en is op 19 november 2011 als openingsgedicht voorgedragen tijdens de presentatie van het boek “Verhalen met een glimlach”, geschreven door Dick Guillot en geïllustreerd door Koen van der Velden.
Den Andel, november 2011