Paul Borggreve
:
Paul Borggreve
:
In augustus berichtte ik op het vorige adres van de weblog Gritter over onze jonge haan: Bube Bielefelder. Een jonge kerel, die nog wat verantwoordelijkheidsbesef moest ontwikkelen, waarbij ik de zelfreflectie niet ontliep door ook mijzelf op verantwoordelijkheid te wijzen. De Bielefelder haan verloor zichzelf nogal eens onder de pruimenboom, alwaar gistende pruimen vergetelheid en dagdromen beloofden. Ik heb het bericht hieronder nogmaals gepubliceerd, uit eerbetoon.
Wellicht heeft de lezer het gemerkt, vanochtend. De ochtendmist bleef extreem lang hangen over de Andelster Landerijen. De nacht wilde maar niet wijken. Onze haan was buiten staat de nacht te verjagen en de dag te begroeten met zijn gekraai. Niet omdat hij er geen zin in had, maar omdat hij dood was.
Gisteravond vonden we hem. Drijvend in één van de waterreservoirs die ons erf rijk is. Drijvend, maar dood. Met moeite gelukte het me het dode, zware beest uit het water te vissen. We gissen nog steeds naar het oorzakelijke verband dat tot zijn dood leidde. Was hij inderdaad voortgedreven door een hongerige vos, en in blinde paniek te water geraakt?
Gezien de lokatie van de waterbak dringt een andere verklaring op. De bak is gevaarlijk dicht gelegen bij een pruimenboom, die nog steeds zijn vruchten laat vallen. Wat een einde… Zich gulzig tegoed doende aan de gistende pruimen begint hij zonder gêne te dansen en te kakelen rond de pruimenboom. Steeds wilder. Tot hij geen grond meer onder zijn poten treft, maar water.
Einde haan.
We zullen hem missen: Bube Bielefelder. Ook de hennetjes zijn van streek. Zoekend naar een nieuwe structuur, lopen ze steevast mij achterna zodra ik de tuin betreed. Goed dan, totdat een échte opvolger het erf komt verrijken, werp ik mij op als koning van ons kopeltje kippen. Was getekend: Gritter, Dichter und Hahn.
Den Andel, september 2011
Zoals dat gaat met jonge ouders, kennen we een diep ingeboren drang om het jonge spul vooruit te helpen in de wereld. Vijf avonden achtereen namen we de haan onder de arm, en zetten we hem in het nachthok, of motiveerden we hem om zelf het nachthok op te zoeken. Morrend en mokkend schoven de hennetjes een klein stukje op, om de bonte baas een plek op de stok te geven. Hij moest zijn plaats als opperhoofd nog verdienen.
Zijn status veranderde aanzienlijk, nadat we de hem en de hennen de gelegenheid hadden gegeven vrijuit rond te struinen op het landelijke erf. Hij was als eerste uit het hok, en toog trots met het toompje door de tuin. Waardig scharrelde hij allerhande insekten op, en deelde ruimhartig een zelfstandig gevonden worm. Hij ontpopte zich die dag als een initiatiefrijke, nieuwsgierige leider. Uitstekende deugden, evolutionair gezien.
Bube Bielefelder bij de pruimenboom
Die avond gingen de hennetjes vroeg op stok, vermoeid als ze waren van de indrukkenrijke scharreltocht. De haan ging zelfstandig het nachthok in, en zonder protest gelukte het hem een plaats op de stok te bemachtigen. Kennelijk had hij het goed gedaan.
Maar een jonge kerel blijft een jonge vent. De tweede vrije dag liet hij de hennen al snel in de steek, om in zijn eentje de tuin verder te exploreren. Verrast klonken de kreten van de jongste, toen hij ontdekte dat de haan in de woonkamer paradeerde. De hennetjes hingen die dag wat rond in de buitenren, enigszins van slag. Misten ze hun versgebakken opperhoofd? Waren ze in zijn aanvankelijke koene leiderschap teleurgesteld? Duidelijk was wel, dat Bube Bielefelder zijn verantwoordelijkheden verzaakte.
De oorzaak lijkt te kunnen worden gevonden onder één van de pruimenbomen die ons erf rijk is. Met een grote regelmaat is hij daar te vinden, knabbelend aan de vele gevallen vruchten. Maar nu de pruimen er al weer enige tijd liggen, beginnen ze al aardig te gisten. Dromerig pikt hij aan het vruchtvlees, terwijl de hennetjes thuis naar hem uitkijken.
Jongelieden zullen op enig moment moeten leren dat ze verantwoordelijkheden hebben. Dat geldt zeker voor onze haan. Onlangs troffen we een prachtige veer nabij het hok, die zeker niet van onze kippen was, maar van een roofvogel. Welke van de vele weten we nog niet, want we hebben nog geen bericht van het forensisch laboratorium. Duidelijk is wel, dat de hennetjes de bescherming van het buitenhok lijken te prefereren boven een wandeltocht in de tuin. Hoewel hij ’s avonds steevast thuiskomt en (nog) op stok mag, lijkt de drank hem te laten flierefluiten. Ik vrees dat ook wij onze verantwoordelijkheden eens serieus moeten nemen, door het drankhol onder de pruimenboom op te rollen. De pruimen bijeenharken en afvoeren, dus.
Den Andel, augustus 2011
Hij komt van over de grens
Een goed gehoor, snel van tred
Grijs de vacht en geel de ogen
Kaken om te scheuren
Met de dag komt hij dichterbij
Boeren blikken naar het oosten
Een oude duivel, grijze demon
Wars van mededogen
Bescherm de bonte kalven
Bewaak de lamme schapen
Sluit de deuren en de luiken
Het huilen komt nabij
Straks schuilt hij weer in ’t lover
Alfa, bèta, roedeldier
De mensenangst zit vast en diep
Voor deze grauwe hondse rover
Hij was met vuur verbannen
Met stok verjaagd, verdoemd, vervloekt
Nu keert hij terug, in zijn bek de wet
Wie weet, hoe zijn gemoed zal zijn?
Maar grootmoe heeft haar houten huis
in ’t bos allang verlaten
Opgeslokt door grijs beton
Vensterbanknatuur
En op de paden van het duistere bos
is geen rood kapje meer te zien
Veel te eng zo alleen te gaan
Verziekt de medemens
Kom maar hier, grijze wolf
Kom naar Nederland
Speel je rol vol dramatiek
Schud oude angsten los
Smeed een band met de grote vorst
De koning van het meer
Samen heersen, land en lucht
Verdeel de buit met vereende kracht
(uit de cyclus ‘Zinnen Verzetten’)
Lauwersoog/Den Andel, september 2011