ik zag hem lopen, kromgebogen
in zijn grijze pij van wol
ernstig stoffig zuur
keek hij eisend op mij neer
zijn hoofd bewoog
van links naar rechts
van rechts naar links en terug
een langzaam nee, nee, nee
een vinger kroop
uit zijn pij vol stof
daarna de hand, de arm
de vinger stond op
bewoog in het vlak
lippen dansten, geen geluid
de ogen klein geknepen
de arm, de hand
de vinger
slopen terug
in de pij van stof
als een oude man, sloffend
hernam hij zijn trage gang
stroef, want hij hield
een voet op de rem
Den Andel, november 2012