Een bewolkte zondagochtend, najaar,
onder Kloosterburen
Het land lag open, van hoop en vrucht ontdaan
Grijzig land, vervlakte voren
Buiten dat was er niets
dat het oog deed richten
en het hoofd deed peinzen
Op die ene trekker na
Hij stond ietwat scheef
Een deur halfopen
aan de rand van het land
Wat was zijn lot?
Simpele trekkerpanne?
Misschien, bij klokslag twaalf
diende hij zijn late werk subiet te staken
’t Was zondag immers, en rondom kerkentorens
Snel naar huis, lopend
want de Heer wenst geen geronk
op de dag van de rust
Misschien was de boer of knecht
dood aangetroffen
Een falen van het hart
door een kogel in de borst
of zo maar, door ouderdom
Zes dagen later, zon en zaterdag
Nog steeds de trekker, de deur halfopen
scheef aan de rand van het land
Nog steeds de vragen
waarvan ik heel graag wil
dat ze zonder antwoord blijven
Den Andel, juli 2012