Categorieën
Geen categorie

Veroveren

Het erf dat we sinds het midden van juni bewonen, is ons niet puntgaaf, glimmend en met een lintje om geleverd. We moeten het stap voor stap veroveren. Het is een erf met een verleden dat nog steeds zichtbaar aanwezig is, maar langzaamaan wordt omgewerkt tot een oord met toekomst.

Vandaag is wéér een klein stukje meer van onszelf geworden: de voormalige paardenstal, waar omstreeks deze tijd vorig jaar nog een dik varken verder werd vetgemest. Doordat elders op het erf ruimte was gecreëerd, kon ik het verder leeghalen en het onszelf toe-eigenen. De logge traliewerken hangen er nog, en dat laten we voorlopig zo. Mocht het op het erf ooit tot een citizen’s arrest komen – een bevoegde aanhouding op heterdaad – dan leent de ruimte zich uitstekend om het ruwe volk hier tijdelijk op te houden, tot het aan het bevoegde gezag kan worden overgedragen.

De voormalige paardenstal

Iedere nieuwe verovering betekent ook een ontdekking. Zo trof ik in de voormalige paardenstal casu quo het latere varkenskot een tweetal waterbuizen. Eén ervan, de linker, leidt naar een buitenkraan en een drinkbak. De andere is door middel van een afsluitkraan afgesloten. Als ik de kraan open, begint het water door de buis naar beneden te stromen. Maar met welke bestemming? Dit schuurdeel is helemaal aan het eind van het schurencomplex gelegen. Leidt het naar een nog onontdekte buitenkraan in de voormalige moestuin? Misschien wordt het tijd om de spade ter hand te nemen, en te zoeken naar een oude bomkelder. Het huis is in 1987 opgeleverd, dus twee jaar voor de val van de Berlijnse muur. Zo bezien geen vreemde theorie.

Leidt de rechterbuis naar een vóórmuurse bomkelder?

Het erf heeft veel te bieden; het geeft gul. Naast de ladingen pruimen en walnoten die we hebben geoogst geeft iedere verovering veel voldoening. Maar af en toe wordt de balans opgemaakt. Het erf eist dan zijn tol. Zo is niet alleen onze Bielefelder Hahn ons ontvallen, verdronken in één van de waterreservoirs, ook hebben we reeds drie van de vier kittens moeten begraven. De bloemen op het graf voeden zich met onze tranen.

Moppie op de binnenplaats

Met de Laatste der Kittens gaat het overigens goed. Moppie heet ze. Eigenwijs als ze is heeft ze haar eigen kattenbak gecreëerd: de deurmat achter de voordeur. Een fraaie entree, zowel voor het ruwere volk als het meer gewenste bezoek. Maar we vergeven het haar, ze is immers de Laatste. En het is nu eenmaal haar manier om ook een deel van het erf te veroveren.

Den Andel, oktober 2011

Categorieën
Geen categorie

Schatvondst

Enige tijd geleden berichtte ik over de levenswandel van Lotje, het katje dat op ons erf was achtergebleven. Een schuw beestje, dat op enig moment de buik vol had met kittens. Op een dag had ze haar oude figuur terug, hetgeen bij ons de vraag deed opkomen waar haar kroost was gebleven. Want dat was nergens te bekennen. Aangezien ze na haar bevalling steeds vaker bij ons was, en steeds aanhankelijker werd, kregen we het idee dat haar werpsel doodgeboren was, of was opgevreten door de ratten. Later hoorden we van iemand die haar goed kende dat Lotje de twijfelachtige gewoonte had haar nestje harteloos de rug toe te keren. Hoofdschuddend sloegen we haar sedertdien gade, en binnensmonds werd ze al snel Sletje genoemd. Van de ene kater naar de andere, en de consequenties negeren; dat zou toch niet mogen.

Vandaag heb ik haar mijn excuses aangeboden. Want: Lotje blijkt weldegelijk een nestje te hebben waar ze goed voor zorgt! De oudste liep met zijn nichtje over het erf, en hoorde ineens gepiep op het zoldertje van het schuurtje van de Buitenoven. Samen gingen ze kijken, en in een oude bloembak troffen ze drie kleine kittens. Aangezien ze het idee hadden dat er ook nog een vierde was, werd met behulp van een zaklantaarn nader onderzoek verricht. En verrek: op een onmogelijke plek zat kitten nummer 4. Uiteindelijk heeft ondergetekende de laatste uit zijn benarde positie kunnen redden. Toen ik het kitten, vastgepakt aan zijn nekvelletje, aan het publiek toonde, voelde het heel even – héél even – alsof ik rond kerstmis in Chili was, en een mijnwerker bij zijn kraag uit de schacht had gevist.

De vraag was natuurlijk, wat te doen. Het spul laten liggen, met de kans dat het zou verwilderen, of het onderbrengen in het landhuis, in de hoop dat Lotje zich daar verder over het grut zou gaan ontfermen. Daarover hing, als een dreigende schaduw, nog de vraag of dit überhaupt wel de jongen van Lotje waren. We telden twee lapjeskittens, een helderrode en een donkere gevlekte. De rode deed ons direct vermoeden wie de vader was: de oude kapitein, een verwilderde, gehavende kater die regelmatig ons erf doorkruist. Een spitting image, afgezien van de gerafelde oren.

Het jonge spul thuis. Moeder Lotje wilde nog niet op de foto

We besloten de kleinen in huis te nemen, en Lotje erbij te halen. Wat keek ze vreemd op toen ze haar jongen aantrof rondom mijn gitaren. Dat het de hare waren, was wel duidelijk. Ze begon ze direct te wassen en te zogen. Lotje herenigd met haar kittens.

We schatten in dat de kleinen rond de drie weken oud zijn. Maar wat nu? De kinderen menen dat ze ieder in elk geval één mogen houden. Dat zou de dierenschare brengen op 4 Bielefelder kippen, 5 katten (Brutus, Liesje, Lotje en de kleinsten) en een oude goudvis.

Detail van de kittenkluwen

Nu weet ik waar ik voor dicht: kippenvoer, kattenvreten en vissenvoedsel. En een knackworst voor de kinderen, op z’n tijd.

Den Andel, augustus 2011

(Dit bericht is eerder gepubliceerd op de oude Weblog Gritter)

Categorieën
Geen categorie

Groen decor

In de aanloop naar Zinnen Verzetten (première: 18 augustus om 19:30) heb ik op diverse lokaties alvast wat tipjes van de sluier opgelicht, door enige gedichten uit de cyclus voor te dragen. In Hotel In ’t Holt (Zuidhorn) bijvoorbeeld, tijdens de Poëzieavond Zuidhorn, en bij de start van de bouw van het Activiteitencentrum “De Bosschuur” op de Ballastplaat in het Nationaal Park Lauwersmeer. Vandaag was ik weer in “De Bosschuur” – nu af en nog fonkelnieuw – om toevallig langsstromende bezoekers warm te dichten voor de nakende wandelingen. Ik heb applaus geoogst, dus kennelijk goede poëzie gezaaid.

De voordrachten-in-de-aanloop vonden steeds in overdekte ruimtes plaats. Geen hemel boven mijn hoofd, maar oude plafondbalken of glimmende ijzeren spanten. Dat wordt tijdens de wandelingen anders. Dan reciteer ik de poëzie in de volle natuur. Het groen van het gras, het zand op de paden en de wuivende populieren bieden dan het decor. Alsook het weer, niet te vergeten. Als het tijdens een voordracht van een gedicht hard waait, dan speelt de wind een jachtige rol. Als het regent, dan weent de poëet uitbundig. Als de zon schijnt, wordt de passiegloed werkelijk voelbaar.

Na mijn bezoek aan het Activiteitencentrum ben ik het decor gaan inspecteren, om te zien of de kleuren en de geuren goed zijn. Staat het riet goed? Komen de vlieren goed naar voren? Waait en weent het nog steeds op windstille dagen bij het Feeënbankje? De natuur heeft de afgelopen maanden hard gewerkt in het Lauwersmeergebied. Op sommige paden staan de grassen op de juiste hoogte – hoog genoeg om natte broekspijpen te krijgen – en het zicht vanaf de Parnassus is nog steeds overdonderend. De Parnassia groeit en bloeit op de juiste plekken, hoewel voor mijn gevoel minder uitbundig dan tijdens Stuurloos een tweetal jaren geleden. De duindoorn, die wordt bezongen in mijn gedicht Land van Oranje, oogt ondermaats. In sommige jaren zorgen de bessen voor grote oranje vlekken op de Ballastplaat en daarbuiten, maar dit jaar is het zoeken naar kleine blosjes. De herfstzomer die we momenteel beleven heb ik reeds aangeschreven, met het verwijt de duindoorn te weinig zonlicht te hebben gevoed.

We gaan het beleven: Lauwersmeerpoëzie in het Nationaal Park Lauwersmeer. Op donderdag 18 en zaterdag 27 augustus starten we om 19:30 bij het Activiteitencentrum, en op de zondagen 4 & 11 september om 13:30. Bezoek voor meer informatie (waaronder de wijze van aanmelden) de website: http://zinnenverzetten.webs.com.

Den Andel, augustus 2011

(Dit bericht is eerder gepubliceerd op de oude Weblog Gritter)

Categorieën
Geen categorie

Voorproeven

Aanstaande zondag (14 augustus) zal Gritter van 13-15 aanwezig zijn in het Activiteitencentrum “De Bosschuur” (De Rug 1, Lauwersoog), om – afhankelijk van de aanloop – enkele gedichten voor te dragen uit de cyclus ‘Zinnen Verzetten’. Aldus hoopt hij passanten warm te maken voor de bijzondere natuurexcursies onder dezelfde titel, die gehouden worden op 18 & 27 augustus, en op 4 & 11 september. Zie daarvoor de speciale website: http://zinnenverzetten.webs.com/.

Den Andel, augustus 2011

(Dit bericht is eerder gepubliceerd op de oude Weblog Gritter)

Categorieën
Geen categorie

Erfgoed

Sinds 18 juni brandt onze haard niet langer in het Westerkwartier, maar op het Hoogeland. In Den Andel, om precies te zijn. Aldaar hebben we een landhuis betrokken op een halve hectare grond, gelegen aan een doodlopend fietspad. Aan de zuidkant grenst het erf aan een veld met aardappelen, aan de noordkant wuift het graan en aan de westkant ligt een bos. Ten oosten hebben we buren.

Het erf dat we hebben betrokken is doortrokken van verhalen. Wie de grote schuur betreedt en de grote timmerwerkplaats ziet, vol verstofte zaagmachines, blokschaven en een stapeltje met zaagsel bedekte cd’s, heeft weinig fantasie nodig om een deel van de erfhistorie accuraat te reconstrueren. In de grote tuin, vol weelderig groeiend groen, vangt Lotje met regelmaat muizen en mollen. Lotje is de achtergebleven poes, die ooit Bonte Koe heette. Ze oogt jong, want klein van stuk, maar de schijn bedriegt.

Aanvankelijk zagen we haar nauwelijks. Ze was uitzonderlijk schuw, en leek onze aanwezigheid als een bedreiging voor haar bestaan te beschouwen. Totdat ze merkte dat we twee katten hadden meegenomen naar het Hoogeland die op regelmatige basis werden gevoerd. Via de brokken en het blikvoer hebben we haar enigszins aan ons kunnen binden. Een derde kat kon er nog wel bij, zo was onze redenering, te meer daar een landelijk erf ook het nodige ongedierte kent.

Een week of drie geleden schrokken we echter bij het aanschouwen van ons Lotje. Ineens viel op dat haar buik in de breedte was uitgedijd. De diagnose was gauw gesteld: de buik vol kittens. We hadden er uiteindelijk vrede mee, zoals dit goede ouders betaamt.

Een week geleden was de buik al weer leeg, en sindsdien is Lotje vaker dan voorheen in onze buurt. De grote vraag is echter, waar de kittens zijn gebleven. Behoort moederpoes in de eerste dagen niet vooral bij de koters te verblijven? We hebben nog gezocht naar een nis voor het nest, maar konden niets vinden. We kregen het vermoeden dat de kleintjes doodgeboren zijn, of opgevreten door Hoogelandster predatoren. Later kwam ons ter ore, dat dit poesje veel vaker een nestje de rug had toegekeerd in plaats van de buik. Hoofschuddend aaien we het spinnende meiske, dat ogenschijnlijk verduveld weinig last heeft van wroeging.

De vegetatie op het erf laat zich goed onderhouden. We genieten van de druiven, de peren, de elzen en de essen, en zelfs het zevenblad stoort ons allerminst. Tussen al het fraais troffen we ook grote planten met knalgroene bladeren, gehecht aan lange stengels die op bamboe lijken. Het gaf de tuin op bepaalde plekken een vreemdsoortige junglelook. Die beleving werd bij mij nog eens versterkt, doordat ik er op een overwoekerd paadje een aantal malen dwars doorheen ben gereden met de rode Fiat Seicento-met-harde-sportbandjes. Mooi, dat subtropisch ogende gewas, totdat ons verteld werd dat het Japans knoopkruid was. Een keihard gewas dat al het andere groen kan overgroeien, en eigenlijk niet stuk te krijgen is. Via de wortels plant het maar voort, waarbij het zich niet laat beperken door betonplaten en asfaltbedekkingen. ’s Winters sterft het bovengronds af, maar de wortels doorstaan de strengste vorst. Enig zoeken op internet leerde me dat het kruid in enkele ons omringende landen zwaar bestreden wordt. Het is een kwestie van tijd, totdat Geert Wilders het knoopkruid als metafoor gaat gebruiken voor de oprukkende islam.

We doen een dappere poging het knoopkruid van ons erf te weren. We hakken en we zagen, hetgeen me af en toe met een schuldgevoel doet bekruipen. Soms denk ik werkelijk een vergeten indianenvolk aan te treffen achter wéér wat vierkante meters gekortwiekt knoopkruid. Maar we moeten doorgaan, willen we voorkomen dat straks het hele Hoogeland met het spul bedekt raakt. Ik denk dat het spul uiteindelijk zelfs in staat is de mens van zijn Aardse troon te stoten. Enige hulp van het Rijk, de VN of het Leger des Heils zal niet worden afgeslagen.

Er valt, zo blijkt, veel te doen en te beleven op ons nieuwe erf. Aan inspiratie zal ik vermoedelijk weinig gebrek hebben. Nu nog de rust en de tijd vinden voor het schrijven. Maar eerst nog maar even bij de kippen kijken, en zien of er een vosje door ons bos zwerft.

Den Andel, juli 2011

(Dit bericht is eerder gepubliceerd op de oude Weblog Gritter)